De tien meest gestelde vragen over Montessori-onderwijs en andere algemene informatie Bron: Montessorischool Weert. 1. Wat is het grootste verschil tussen klassikaal en het Montessori-onderwijs? Het klassikale onderwijs kiest voor kennisoverdracht aan een hele groep ineens. Het Montessori-onderwijs gaat uit van het individuele kind; elk kind wordt individueel begeleid. Het Montessori-onderwijs ziet opvoeding en onderwijs als één geheel. Op een Montessorischool wordt niet gewerkt met het zogenaamde leerstof-jaarklassen-systeem. Dit is het systeem waarbij kinderen op hetzelfde niveau starten en op hetzelfde niveau eindigen. Montessorischolen vinden niet dat alle kinderen op eenzelfde leer- en intelligentieniveau zitten en hetzelfde tempo aan kunnen. 2. Kiezen ouders ook voor Montessori omdat hun kind minder of meer begaafd is? Dit speelt ongetwijfeld een rol. Daarom leggen we de principes van het Montessori-onderwijs van tevoren goed uit. Overigens zou Maria Montessori hier geen moeite mee hebben gehad: zij vindt dat je als leerkracht steeds op zoek moet gaan naar interessante leerstof voor élk kind, ongeacht de intelligentie. 3. Is Montessori-onderwijs geschikt voor elk kind? Ja, wij vinden dat elk kind Montessori-onderwijs kan volgen, behalve wanneer de opvoedkundige opvattingen van de ouders wezenlijk verschillen met de principes van het Montessori-onderwijs. Stille en teruggetrokken kinderen leren in een groep goed voor zichzelf op te komen en hun mening te uiten. Omdat het Montessori-onderwijs tegemoet komt aan de beweeglijkheid van de kinderen, leren drukke kinderen met hun grote energie om te gaan. Omdat het onderwijs en het leermateriaal zeer gestructureerd zijn, leren de kinderen omgaan met orde en regelmaat. Daardoor ondervinden ze rust en bouwen ze zelfvertrouwen op. 4. Hoe is de aansluiting naar het voortgezet onderwijs? Een kind dat veel leerstof heeft verwerkt en daar weinig moeite mee had, is in principe in staat een hogere voortgezette opleiding te volgen. Kinderen met een lager tempo hebben minder leerstof verwerkt en zijn daarom beter geschikt voor een ander niveau van voortgezet onderwijs. Ook dat geldt voor elk kind individueel. Er is geen verschil in niveau of prestaties in vergelijking met andere scholen in het basisonderwijs. Kinderen van Montessorischolen kunnen het programma in het voortgezet onderwijs goed aan. Ze vallen op door hun positieve werkhouding, hun mondigheid en zelfstandigheid. Deze eigenschappen zijn nodig om goed om te kunnen gaan met die vaardigheden die van het mogen worden verwacht in het voortgezet onderwijs. De kinderen moeten wel wennen aan de nieuwe school omdat ze niet altijd kunnen overleggen, op hun plaats moeten blijven zitten en niet kunnen doorwerken aan een taak. Gelukkig begrijpen veel scholen voor voorgezet onderwijs dat zelfstandigheid en samenwerken belangrijk is. 5. Is Montessori-onderwijs ook geschikt voor kinderen die minder uit zichzelf aan de slag gaan? Deze kinderen kunnen goed leren om zelfstandig aan het werk te gaan. Montessorischolen creëren een stimulerende omgeving (de 'voorbereide omgeving'). De leerkrachten observeren het kind en bieden op het juiste ogenblik ('de gevoelige periode') leermateriaal aan dat de nieuwsgierigheid van het kind prikkelt. Daarom gaat het kind vanzelf aan de slag. Ook werken positieve voorbeelden van andere kinderen motiverend. En mocht het allemaal dan nog niet lukken dan wordt het kind geleerd hoe het een en ander kan aanpakken. 6. Wat is het verschil tussen het onderdeel zelfstandig werken op een klassikale school en zelfstandig werken op de Montessorischool? Groeien de scholen uiteindelijk niet naar elkaar toe?
Het verschil zit in de pedagogische opvatting. Montessori formuleerde een methode die zowel de opvoeding als het onderwijs van kinderen omvat. Aan kinderen wordt geleerd om binnen een bepaalde tijd en niveau keuzes te maken, die te plannen en vervolgens individueel of met andere kinderen uit te voeren. Dat moet aan kinderen geleerd worden. 7. Hoe gaat Montessori om met normen en waarden? Het is van belang dat je kinderen leert waarom waarden en normen noodzakelijk zijn als je met een heleboel mensen samenleeft. Door groepsgesprekken, samenwerken en overleg ervaren kinderen in het Montessori-onderwijs dat er verschillende meningen zijn, hoe je problemen bespreekbaar maakt en hoe je ze oplost. We leren respect en tolerantie en dat je dat ook van anderen mag verwachten. We hebben als school een belangrijke taak als het gaat om waarden en normen en zijn van mening dat ook de ouders hiermee serieus moeten omgaan. Dat betekent dat we van ouders vragen om de door de school gehanteerde normen en waarden te ondersteunen. 8. Als kinderen 'vrij' mogen werken, hoe weten ze dan wat ze moeten doen? Wordt het dan geen ongestructureerd rommeltje?
Het Montessorimateriaal is door Montessori zó ontworpen dat het één begrip op zeer gestructureerde wijze uitlegt. Niets in het Montessori-onderwijs gebeurt zomaar of toevallig; alles heeft zijn plaats en zijn reden. Leerkrachten leren de kinderen plannen. In het begin gaat dat nog moeizaam, later beter. Als je weet wat je wilt gaan doen en hoe dat moet, dan noemen wij dat structuur. De beste discipline is de zelfdiscipline die is gevoed door motivatie. Natuurlijk is een kind niet altijd optimaal gemotiveerd. In ons onderwijs bestaat de mogelijkheid dat kinderen zelf de volgorde van het werk kunnen indelen, waarbij de leerkracht volgend optreedt. Uiteindelijk verwacht deze natuurlijk wel dat alles af komt. 9. Wordt er ook 'klassikaal' les gegeven?
Ja, het zelfstandig werken wordt onderbroken door groepsmomenten. Leerkrachten geven dus ook les aan de hele groep. De kinderen verwerken de leerstof naderhand wél op hun eigen niveau en in hun eigen tempo. Onderdelen als muziek, gymnastiek, verkeer, kosmisch onderwijs, en alle andere algemene lessen doen we gezamenlijk.
Tijdens de schoolperiode is een kind een paar keer de jongste, de middelste en de oudste in de groep. We vinden dat de kinderen zo van elkaar kunnen leren, helpen en ook het besef krijgen dat er verantwoordelijkheid bestaat. Een oudste uit een groep weet en kan meer dan een jongste! Naast deze sociale aspecten leert het kind makkelijk omdat het een ouder kind iets ziet doen waarbij de gedachte ontstaat: 'dat wil ik ook!' Bovendien passen kinderen de geleerde kennis en vaardigheden toe wanneer ze iets aan jongere kinderen moeten uitleggen. Zo leren kinderen aan en van elkaar! |